Vertrouwen
‘Een audit bij een gecertificeerd bedrijf’, licht de als auditor en inspecteur bij SGS Intron Certificatie werkzaam zijnde Ronald van Leeuwen toe, ‘bestaat uit twee delen. Op het werk zelf controleer ik de materialen en gebruikte technieken, om vervolgens in de directiekeet de administratieve registratie te checken. Dit in tegenstelling tot een inspectie waarbij alleen het werk zelf wordt nagezien. Ik controleer onder andere ook de contracten met de leveranciers en de geregistreerde vakbekwaamheid van de medewerkers. Die fysieke en administratieve aspecten tezamen leggen namelijk de basis voor de certificering. Zo wordt de kwaliteit van het geleverde werk geborgen, waarop de opdrachtgever moet kunnen vertrouwen. De BRL dient ook het bevoegd gezag. Deze kan op basis van een BRL beter handhaven’.
Dat niet elke aannemer zich laat certificeren begrijpt hij. ‘Een gecertificeerd bedrijf dient bijvoorbeeld zijn administratie goed op orde te hebben, naast zaken als (bij)scholing en interne kwaliteitsbewaking, en niet iedereen is bereid daaraan voldoende tijd en geld te besteden’. ‘Maar’, zegt hij, ‘een niet-gecertificeerd bedrijf mist onder meer de externe audits, waar de certificaathouders toch wel veel waarde aan hechten. Want vreemde ogen kijken anders en scherper naar het werk en de organisatie, en daar kan alleen maar van worden geleerd’.
Kwaliteitseisen
Tijdens een audit checkt Van Leeuwen bij een nu nog deels boven de grond uitstekende afscheiderinstallatie de interne coating en de aansluiting van de leidingen op de afscheiderinstallatie. ‘Mooi, deze flexibele aansluiting’, constateert hij. Hij overlegt met de uitvoerder over het gebruikte materiaal. ‘Deze materialen zijn flexibel, met goede hydraulische eigenschappen, een hoge slagvastheid en chemische bestendigheid’. Van Leeuwen merkt op dat de BRL’s, zoals de nu gehanteerde SIKB BRL 7700, niet het materiaal of de wijze van aansluiting zelf voorschrijft, maar alleen de kwaliteitseisen die daaraan gesteld moeten worden. ‘Dat maakt het mogelijk om te blijven innoveren en ook binnen deze sector nieuwe materialen en technieken te implementeren’.
Ondertussen overhandigt de uitvoerder hem het gevraagde bonnetje voor het afgeleverde beton. Hierop checkt Van Leeuwen de voorwaarden waaraan het materiaal moet voldoen, zoals de sterkte en de consistentie en of het betonmengsel in potentie vloeistofdicht is, nodig om het predicaat vloeistofdicht te kunnen dragen. Vervolgens werpt de auditor een blik op de betonpomp en het storten van het beton op zich. ‘Ik let erop hoe het beton wordt verpompt, of de pomp netjes ronddraait en het beton “rustig” wordt verwerkt en niet dat het beton eruit knalt. Het gaat hier goed’.
Scholing
Gemiddeld bezoekt hij nu al ruim twintig jaar vier tot vijf keer per jaar een bedrijf, al lopen die aantallen wel uiteen. ‘De ene aannemer heeft jaarlijks maar enkele relevante werken onder handen, de andere wel tien’. Vooraf legt hij contact, zodat de uitvoerder van zijn komst op de hoogte is. De meeste aannemers huren gespecialiseerde onderaannemers in voor bijvoorbeeld betonijzer vlechten en beton storten. De audit richt zich dan op de kwaliteitsborging door de hoofdaannemer, de certificaathouder. Hoe worden de activiteiten en kwaliteiten van het ingehuurde bedrijf beoordeelt en geborgd? ‘Dat is ook essentieel voor de opdrachtgever en de overheid. Want je ziet dat opdrachtgevers en overheden steeds vaker gecertificeerde aannemers inschakelen, er meer en meer aan hechten dat een bedrijf werkt volgens de beoordelingsrichtlijn. ‘En’, Van Leeuwen herhaalt het nog maar eens, ‘in de BRL wordt veel belang gehecht aan vakkennis. Dat er dus voldoende aandacht is voor (bij)scholing, evaluatie van het werk en het delen van ervaringen. Allemaal zaken die bijdragen aan het behoud en verder ontwikkelen van het vakmanschap en kwaliteit van het product, een vloeistofdichte voorziening.’