De lancering van een nieuwe portal op IPLO en de opdracht aan het Programma Afbouw Nazorg en Waardeherstel Verontreinigde Terreinen markeert de start voor een meerjarige aanpak. Daarbij kunnen de deelnemers ook kunnen rekenen op een flinke financiële impuls, via de SPUK-regeling van ministerie van IenW.
Vincent Breij – eigen foto
‘Op slot’
Verontreinigde terreinen zitten nu vaak ‘op slot’. Ze blijven hierdoor liggen, terwijl ze eigenlijk ook geschikt zijn voor de talrijke maatschappelijke opgaven, zoals vinden van genoeg ruimte voor de energietransitie, de broodnodige woningbouw of verbetering in de inrichting van de leefomgeving. De actieve nazorg voor het beheren van de risico´s op en/of ook vanuit de verontreinigde terreinen zelf kosten jaarlijks ook nog eens veel geld. Met de organisatie en ondersteuning vanuit het ‘Programma Afbouw Nazorg en Waardeherstel’ in combinatie met de op handende zijnde SPUK-regeling wordt sterk gestimuleerd om nazorglocaties effectiever te beheren en meer te benutten.
Inbreiding beter dan uitbreiding
Waardevolle bodems voor landbouw en natuur zijn in de regel buitenstedelijk te vinden en dienen zo veel mogelijk beschermt en verbeterd te worden. Daardoor is het slimmer te kiezen voor stedelijke inbreiding dan uitbreiding. Dat is mogelijk door bodemherstel van binnenstedelijke verontreinigde terreinen te koppelen aan intensivering en functiecombinatie (waarde- en ruimtecreatie). Door bodemherstel kunnen deze terreinen ‘teruggegeven worden aan de stad’. Daartoe moeten dan wel stappen gezet worden om risico’s te beperken. Door de saneringskosten of de financiële risico’s bij sanering blijven verontreinigde locaties echter vaak uit beeld voor herontwikkeling. Binnenstedelijke locaties zijn vaak kleiner en voldoen daarom niet aan het minimum aantal woningen om in aanmerking te komen voor de woningbouw impuls (subsidie).
Duizenden locaties
Nederland heeft duizenden zogenoemde nazorglocaties, waaronder zeker 577 IBC-nazorglocaties (waarbij de afkorting staat voor Isoleren, Beheersen en Controleren). Op deze plaatsen worden jaarlijks veel kosten gemaakt om risico’s door verontreiniging te beheersen. Voor een veel grotere groep, zo’n 4.400 voormalige stortlocaties, geldt veelal een passieve nazorg. Veel van deze locaties kunnen veel beter worden gebruikt.
Uitvloeisel Convenant
Het ‘Programma Afbouw Nazorg’ wil afbouwinitiatieven zodanig versnellen en uitbreiden dat in 2030 alle niet-noodzakelijke nazorg is afgebouwd en deze locaties beter worden benut voor maatschappelijke opgaven, zoals woningbouw en energietransitie. Het Programma, in opdracht van de samenwerkende overheidspartijen binnen de in december 2022, overeengekomen bestuurlijke afspraken Bodem en ondergrond en verdeling bodemsaneringsmiddelen, is een gevestigde samenwerking van partijen, het consortium; Rijkswaterstaat Bodem+, Saxion Hogeschool, Deltares, Bodemzorg en Bodembeheer Nederland tot stand gekomen. De laatste benoemde partij trekt het project nu.
Projectmanager Vincent Breij, en aangevuld door Ron Nap van het ministerie van IenW: ‘In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw is een groot aantal vervuilde locaties “ingepakt”, een volledige sanering was te duur en daarnaast ontbrak toen de kennis hoe met deze locaties om te kunnen gaan. Deze kennis en ervaring hebben we nu wel. Daarom werd onder andere in het Convenant bodem en ondergrond 2016 – 2020 al afgesproken om de nazorg van deze locaties “op een milieu hygiënisch verantwoorde wijze, al dan niet met beperkte extra inzet, te beëindigen of te verlagen”. Het Programma is daarvan een uitvloeisel’.
Medaille met twee kanten
‘Een oplossing vinden voor die grote hoeveelheid verontreinigde gebieden is nog niet zo eenvoudig’, vervolgen Breij en Nap. ‘Het is vaak een taai proces, waarin zich nieuwe, ook financiële risico’s kunnen voordoen. Dat kan afschrikken. De andere kant van dezelfde medaille is dat Nederland een grote ruimtedruk kent. Er liggen tal van maatschappelijke opgaven die ook veel ruimten vragen in de ondergrond en ook diverse diensten vragen van het bodem en watersysteem.
We willen, liefste gelijktijdig en gecombineerd, veel faciliteren op een relatief kleine oppervlakte en inde ondergrondse ruimte. De herontwikkeling van nazorglocaties die nu “op slot” zitten, kan daarin een belangrijke rol spelen’.
Kennis verspreiden
‘De aanpak kan per locatie, in samenhang van het gebied en context van (gewenste) functies wel veel verschillen. Soms is een technische oplossing mogelijk, waarvoor een eenmalige investering nodig is. Soms biedt een nieuwe functie een oplossing. En vaak ook gaan die twee samen’.
‘Het programma ontsluit en deelt kennis over de kansen en mogelijkheden die deze locaties bieden. Zoals over de mogelijkheden om de locaties efficiënter te gebruiken en/of de nazorg beter te organiseren. Het programma zal samen met de actieve deelnemers in het mede opgerichte Cop de rol spelen van aanjager van onderzoek, de inspirator voor ontwikkeling en stimulator van initiatieven’.
Onderzoeksprogramma’s
RAAK is een onderzoeksprogramma van Saxion om werkwijzen en methoden te ontwerpen om locaties met bodemverontreiniging te ontwikkelen voor opgaven als klimaat, energie en verstedelijking. Een ander onderzoeksprogramma is TKI (dat staat voor Topconsortia voor Kennis en Innovatie), waarin technologie wordt ontwikkeld voor duurzaam hergebruik van verontreinigde locaties in gebieden met een minder aantrekkelijke grondmarkt.
Bijdragen aan bewustwording
Breij en Nap benadrukken dat het consortium geen adviesbedrijf of aannemer is. ‘We hebben een onafhankelijke positie. Ons doel is te stimuleren, te enthousiasmeren en ook, en misschien nog wel vooral, bij te dragen aan de bewustwording over de kansen die deze terreinen bieden. We doen dat, naast de genoemde onderzoeksprogramma’s, met onder andere een website en het organiseren van bijeenkomsten. Zo verzorgen we op 23 november aanstaande in Utrecht de bijeenkomst “Vastgoed meets Bodem”. Een van de problemen waar we tegenop lopen zijn schuttingen tussen bodemdeskundigen bij gemeenten en ruimtelijke ordening specialisten. Die laatste groep denkt vaak nog snel: “vervuilde grond, daar kan niets mee, hooguit een parkje”, terwijl die eerstgenoemden weten dat er wel degelijk meer mogelijk is. Voor klimaatadaptie in en vergroening van stedelijk gebied is een gezonde bodem een randvoorwaarde en een belangrijke stimulans. De stedelijke bodemkwaliteit is echter niet overal voldoende. Een verontreinigde of wegens verontreiniging afgedekte bodem kan minder diensten leveren of functies vervullen dan een gezonde bodem. Bodemherstel is dus cruciaal om doelen voor klimaatadaptatie en vergroening te halen. Belangrijk om daarbij te beseffen is dat een gezonde stedelijke bodem niet zo schoon als een landbouw- of natuurbodem is, kan of hoeft te worden’.
Financiële baten
Behalve het maatschappelijke nut wijzen Breij en Nap ook op de financiële baten. ‘Indien we aannemen dat het gemiddelde ruimtebeslag per “IBC-Nazorglocatie” minimaal tien hectare betreft, komt in een eerste indicatie bij ontwikkeling van die 577 locaties tenminste 5.770 hectare ruimte beschikbaar, met een indicatieve potentiële grondopbrengst van tien tot twintig miljard euro. Hiermee zou alleen al vanuit IBC-Nazorg locaties idealiter circa vijf procent van de gevraagde ruimte ontsloten kunnen worden. Voor alle 4.400 verontreinigde terreinen, is dit nog meer. Het ministerie van IenW schat het gezamenlijke oppervlakte op een totaal van 7.866 hectare, circa 30 procent van de behoefte voor woningbouw. Dus, hoewel gedegen onderzoek hiernaar nog ontbreekt, kan de potentie van verontreinigde locaties voor de ruimtelijke opgaven in Nederland substantieel zijn.’
In samenwerking met
Het Programma werkt hiervoor mee aan:
• Ontwikkeling van een Stimuleringsfonds of regeling om op het oog onrendabele locaties terug in de ruimtelijke ontwikkeling te krijgen – en ontwikkelaars te activeren.
• Verdiepen van inzicht in aantallen en ligging locaties, en deze in hun potentie voor ruimtelijke ontwikkeling positioneren.
Kijk hier voor meer informatie.