Gilbert Boerekamp – eigen foto
Terugblik op 2021
Gilbert Boerekamp, Afdelingshoofd Bodem en Ondergrond bij Rijkswaterstaat Water, Verkeer en Leefomgeving, blikt in een gesprek in een van de laatste dagen van dit jaar, graag eerst terug op 2021. ‘Neem nou de actualiteiten van de laatste weken. Als je kijkt hoe het fysieke bodem- en watersysteem aanwezig zijn in het maatschappelijke debat en de roep toeneemt om deze weer sturend te maken in onze ruimtelijke ordening, dat geeft een tevreden gevoel. Een paar jaar geleden nog had ik niet kunnen bevroeden dat ons beleidsveld zo’n “revival” zou doormaken. Zo’n bijdrage zou gaan leveren aan de huidige maatschappelijke opgaven. Neem het recente advies van de Deltacommissaris over woningbouw en klimaatadaptatie, of de aandacht voor de grote ruimtelijke keuzes waar het Planbureau voor de Leefomgeving toe adviseert, of de hoogstwaarschijnlijk vast te stellen extra tranche voor de BRO om de bodemkwaliteiten in deze nationale basisregistratie op te gaan nemen. Dat waren jaren geleden echt lange termijn ambities, die nu, via verschillende routes, binnen bereik liggen’.
Incidenten stimuleren beleidsvorming
‘Als afdeling Bodem en Ondergrond werken we in de realisatie van die ambities natuurlijk graag mee. Zo werken vier, vijf bodemcollega’s van ons mee in het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie. Hierin werken we met waterschappen, gemeenten, provincies en de eigen Rijkswaterstaat-organisatie samen om Nederland klimaatbestendig en water-robuuster in te richten’.
‘Ongetwijfeld kijken veel mensen vooral terug op de incidenten die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan in het beleidsveld bodem. Uitvoeringsproblemen met thermische verontreinigde grond, met toepassing van granuliet in een diepe plas, de normering van PFAS in de land- en waterbodem en andere zaken hebben veel media-aandacht gekregen, hebben ook tot veel discussies geleid. En terecht. Het zijn serieuze issues die aandacht verdienen. Maar ik ben vooral blij dat die issues hebben geleid tot een bestuurlijk traject met een Taskforce, onder leiding van de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Hierin nemen diverse DG’s van het Ministerie van I en W en de Inspecteur-Generaal van de ILT deel. Dit afgelopen jaar is een breed pallet aan maatregelen tot verbetering geïnventariseerd en getoetst bij de stakeholders. Deze decembermaand worden over de gevolgde drie werksporen – één: het Kwalibo-stelsel, twee: de Vergunningverlening, toezicht en handhaving, en drie: de Organisatie, kennis en samenwerking – besluiten genomen, die vervolgens worden voorgelegd aan de Tweede Kamer. Dat betekent dat er bestuurlijk, maar ook ambtelijk met extra tijd en geld, de komende jaren gewerkt gaat worden om die verbeteringen ook daadwerkelijk door te voeren’.
Bestuurlijk akkoord
Verder vooruitkijkend noemt Boerekamp het aanstaande bestuurlijk akkoord bodem en ondergrond tussen overheden, dat een opvolging geeft aan het in 2020 afgesloten Convenant Bodem en Ondergrond. ‘Het ministerie en de koepels hadden een tussenjaar nodig om te komen tot nieuwe afspraken. De samenwerking tussen de verschillende overheden krijgt opnieuw vorm , met een doorlooptijd van 2022 tot 2030, dus langer dan de eerdere periodes van vijf jaar. Daarmee wordt het samenwerkingsperspectief ruimer. Denk niet alleen aan afronding van de bodemsanering, maar ook breder: de nazorg waar mogelijk verkleinen, aan inrichting van een vernieuwde kennisinfrastructuur dat meer decentraal zal worden ingericht en vraaggestuurder gaat werken, in plaats van Rijks- en aanbod gericht. De gezamenlijke overheden zullen hier naar verwachting begin 2022 over naar buiten treden en over communiceren’.
Overheid doet stap voorwaarts
De duidelijke rol die bodem en ondergrond is gaan spelen in de maatschappelijke opgaven, ziet Boerekamp ook terug binnen de overheid. ‘Kwaliteitsborging van bodem en ondergrond is toch enige tijd “verweesd” geweest binnen de Rijksoverheid. Kreeg te weinig beleidsaandacht. Die teruggetreden overheid doet weer een stap voorwaarts. Mooi voorbeeld is de intentie om weer actiever te gaan deelnemen in de commissies voor normdocumenten. Om aan de voorkant eerder betrokken te zijn bij de vaststelling van normen. Dat versterkt de publiek-private samenwerking. Dan voeren we discussies aan de voorkant van actualisatie van normdocumenten, en toetsen de uitvoerbaarheid niet meer alleen achteraf’. Hij noemt het van belang dat normdocumenten meer uniform opgesteld gaan worden. ‘Dat ze minder interpretabel worden. Wat ook betekent dat we een duidelijker knip gaan maken in wat hoort in de wet- en regelgeving en wat in normdocumenten. Geen eenvoudig en snel traject, maar wel nodig voor verbetering van het stelsel tot kwaliteitsborging’.
Omgevingswet en instrumentarium
Een ander aandachtspunt voor zijn eigen afdeling noemt Boerekamp de ombouw van het instrumentarium voor de aanstaande Omgevingswet. ‘Het Informatiepunt Leefomgeving wordt de nationale informatie- en vraagbaak, daarvoor is al heel veel werk verricht. Kijk maar eens op www.informatiepuntleefomgeving.nl op de themapagina’s van bodem. Daarnaast moet de bodem toets- en validatieservice (BoToVa)worden aangepast op de regels van de Omgevingswet en moeten bodemmeldingen worden ingebouwd in het Digitaal Stelsel Omgevingswet. Niet alleen voor ons, ook voor decentrale overheden en het bedrijfsleven vergt dit het komende half jaar nog veel voorbereiden, oefenen, kennis en ervaring opdoen’. Hij noemt ook de erkenningsregeling Kwalibo (kwaliteitsborging in het bodembeheer). ‘Wij zijn daarvoor verantwoordelijk, hanteren die op basis van private certificaten. Er liggen nu voorstellen om ons daarvoor meer juridische handvatten te gaan bieden, om meer informatiebronnen te kunnen gaan raadplegen. Als daartoe wordt besloten wordt ook in dat opzicht de rol van onze afdeling Bodem en Ondergrond iets groter’.
Zeer Zorgwekkende Stoffen
En dan spelen er nog geheel andere aandachtsgebieden. ‘Zeer Zorgwekkende Stoffen bijvoorbeeld. Wij zijn betrokken bij diverse daarop gerichte onderzoeken en preventief beleid. Er wordt een breed monitoringssysteem ingericht in zowel organisatorische als technische zin. Dit met als doelstelling deze stoffen sneller te identificeren, sneller te kunnen acteren ten aanzien van normering en beleid. En uiteraard om bij te dragen aan een breder bewustzijn van de bedreigingen die deze stoffen bieden voor ons milieu en gezondheid’. Boerekamp vertelt over het lopende traject dat Rijkswaterstaat, waterschappen en provincies zijn gestart om de vergunningen bij al die bronnen waar deze stoffen vandaan komen, in beeld te brengen. En vervolgens om deze vergunningen voor lozingen aan te scherpen. ‘Een ander lopend traject van preventie is het initiatief van Nederland met verschillende landen om te komen tot een algeheel EU-verbod voor al die 6000 PFAS-stoffen. En nationaal komt er in 2022 al een verbod op PFAS-houdende verpakkingsmaterialen voor voedingsproducten. Je staat verstelt hoeveel plastic-vervangende producten met PFAS-zijn geïmpregneerd, een onwenselijke trend waar binnenkort een verbod op komt’.
Europees kader
Dat sluit aan, vertelt hij, ‘op de EU Bodemstrategie die recent is gepubliceerd en bredere bodembescherming beoogt dan alleen gericht op de bodemkwaliteit. De EU noemt de bodem de basis voor alle voedselketens en drager voor de bovengrondse biodiversiteit. Stelt dat gezonde bodems de oplossing zijn voor klimaatneutraliteit, een schone en circulaire economie, het ongedaan maken van biodiversiteitsverlies, gezond voedsel, het beschermen van de menselijke gezondheid, en het stoppen van bodemdegradatie’.
Al deze grote en complexe opgaven, sluit Boerekamp het gesprek af, ‘leiden er gelukkig wel toe dat het integraal werken enorm wordt versterkt. ‘Schotten tussen organisaties, diensten en afdelingen worden in no-time geslecht. En we werken veel meer samen met allerlei vakdisciplines. Ik zie dat veel collega’s daar motivatie en plezier aan beleven. Het lukt ons steeds beter om op deze wijze het bodembeleid te integreren in andere beleidsvelden, en daarmee echt impact te realiseren. Gaaf toch?’