Marien de Bakker – eigen foto
Netwerken
KOBO is maar een van de aandachtsvelden van Marien de Bakker; hij is docent bij HAS Hogeschool-opleiding GeoMedia en Design en daarnaast was hij gedetacheerd bij GrowCampus als projectleider van Datalab Agrifood. Telkens draait het om netwerken en om een zinvol, toepasbaar gebruik van data.
‘Bij de HAS’, vertelt hij, ‘is het een combinatie van onderwijs, kennisontwikkeling en kennisoverdracht. Bij de netwerkorganisatie GrowCampus gaat het om het bijeenbrengen van onderwijs, kennisinstellingen en het werkveld’. De schets die hij geeft van Datalab AgriFood maakt dat duidelijk; een samenwerkingsverband van diverse onderwijsinstellingen, bedrijven en brancheorganisaties om een doorlopende leerlijn van MBO, HBO en WO op te zetten rond data in agrifood. Toepasbare data science dus.
Nadruk op data groeit
‘Het verzamelen van data is alleen zinvol wanneer het goed is te standaardiseren en wanneer het zo is te presenteren dat ermee gewerkt kan worden’. De nadruk op het gebruik van data wordt groter, constateert hij. ‘Als onderdeel van de golfbeweging die de aandacht voor bodem en ondergrond kenmerkt. Veel belangstelling in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw, daarna verdween het en nu komt het weer op. Niet meer alleen gericht op de bodemverontreiniging, maar op de samenhang tussen bodem, vegetatie en gewassen. Op de gezamenlijke rol die deze drie componenten spelen bij het samenstellen van bodemindicatoren’. ‘En dat maakt dan gelijk duidelijk’, vervolgt hij, ‘dat wij nog de standaards missen om informatie eenduidig vast te leggen. Informatie over, en ten dienste van CO2 opslag bijvoorbeeld, iets waarmee de agrarische sector veel beter geadviseerd zou kunnen worden’.
Datakerkhof
Marien de Bakker mist een gestructureerde aanpak voor de ontwikkeling van datastandaarden. ‘Ook de BRO voorziet daar niet in’. Hij geeft de agrariër nog weer als voorbeeld. Geo-informatie maakt de relatie tussen bodem, gewas en water duidelijk en koppelt dit aan de bedrijfsvoering. Een boer die nu aan zijn businessmodel zit te sleutelen, is per week algauw twee dagen bezig met allerlei Excelsheets’.
Deze maand februari start een project in en rond het Brabantse Steenbergen, gericht op het verhogen van het organisch stofgehalte. ‘Een vraag van de boeren in de regio vanwege hun streven naar verbetering van de infiltratiecapaciteit van de bodem. Daarover is van alles al bekend, maar deze data is niet eenduidig te gebruiken. In dit project geven we aandacht aan de gewenste standaardisering en o zo noodzakelijke monitoring. Dat moet ertoe leiden dat de data gekoppeld worden aan een domein, want zonder een domein belandt data op het datakerkhof’.
Infrastructuur
Terug naar zijn andere aandachtsveld, de netwerken. KOBO is daar een van. ‘Een zeer waardevol netwerk waarbinnen individuele scholen elkaar en het bedrijfsleven weten te vinden, maar waarvoor structurele financiering ontbreekt. Het wordt als een project gezien, als iets dat een begin en een eind heeft, maar zo werkt dat niet. Het is een opgebouwde kennisinfrastructuur, geheel in lijn van wat het nieuwe bestuursakkoord Bodem en Grondwater voor ogen heeft. Regionale en landelijke kennisnetwerken. Maar hoe die zijn te financieren blijft vooralsnog in het ongewisse. En we hebben die nieuwe infrastructuren keihard nodig. De opgebouwde kennis over bodem en ondergrond sijpelt door de vergrijzing weg. Waar in het verleden binnen de vierjarige HBO opleidingen zeker twee jaar aandacht werd gegeven aan de bodem en ondergrond, zijn daar nu amper twee tot vier maanden overgebleven’. Waarbij Marien de Bakker gelijk aantekent dat de inhoud per onderwijsinstelling wisselt. ‘Dus een oplossing is goede teams te vormen waarbinnen men elkaar op kennis kan aanvullen. Als men tenminste elkaar taal heeft leren spreken, als er een gelaagdheid in senior, medior en junior bestaat en een infrastructuur om elkaar te kunnen vinden. Die infrastructuur opnieuw op te bouwen is een van de grote uitdagingen voor de bodem en ondergrond sector van dit moment.’