Home  »  ENBONieuws   »   Een intermediair als KOBO is onmisbaar

Een intermediair als KOBO is onmisbaar


Paul de Wilde en Geert Roovers – eigen foto’s. 

Bodem nog weinig in curriculum
‘Het is best lastig om een goede verbinding te maken tussen het hoger onderwijs en het werkveld van bodem en ondergrond’, constateert Geert Roovers, een van de trekkers van KOBO. ‘Dat komt enerzijds door de wijze waarop het hoger onderwijs is georganiseerd. Docenten hebben amper tijd om aandacht te geven aan onderwerpen die buiten het curriculum liggen. En het is een lange weg om het curriculum aan te passen aan wensen vanuit de maatschappij. Anderzijds is de bodemsector zelf in een transitie. Een overgang in de afbouw van milieuchemische saneringsoperaties sec, naar de nieuwe opgaven. Die, inclusief die milieuchemische taken, vele malen breder is’.

Ontstane vacuüm vullen
‘De sector’, vervolgt Roovers, ‘staat voor grote uitdagingen, zoals de klimaatadaptatie en de energietransitie. Opgaven die nu geleidelijk aan op allerlei agenda’s komen te staan. En dit krijgt door het ‘water en bodem sturend’-beleid nu een extra impuls. Wat betekent dat ook het besef begint te rijpen dat er heel nieuwe bodemkennis nodig is. In die omslag probeert KOBO een structurele plek te krijgen. KOBO werd eerst gefinancierd vanuit onder andere ENBO, en later vanuit het Uitvoeringsprogramma Bodem en Ondergrond. Tot 2020, toen stopte dit programma. De daaropvolgende opbouw van een nieuwe kennisinfrastructuur is weliswaar gestart, maar nog niet voltooid. KOBO heeft daardoor nog geen vaste plek gevonden’.

Nieuwe bestuurlijke afspraken
Paul de Wilde vult aan: ‘Eind 2022 zijn er nieuwe bestuurlijke afspraken gemaakt tussen het Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen over samenwerking voor een gezonde en schone bodem. Deels gericht op het schoonmaken van vervuilde locaties, deels op kennisontwikkeling, kennisdelen, en een kennisinfrastructuur. Die overeenkomst had meer voeten in de aarde dan was voorzien. Ter overbrugging naar een structurele positie binnen de nieuwe kennisinfrastructuur heeft KOBO een verzoek ingediend bij RWS/Bodem+ voor een financiële bijdrage’.

Veel vacatures
‘KOBO vervult goed werk, en daarom willen we het verzoek honoreren’, stelt De Wilde. ‘We zien, en dat is een heel belangrijke constatering, hoe hard de sector nieuwe bodemprofessionals nodig heeft. Zij zijn onontbeerlijk om de grote maatschappelijke opgaven op te kunnen pakken. We merken dat er heel veel vacatures zijn, ook bij onszelf. En hoe lastig het op dit moment is om nieuwe mensen te vinden. Ook bij de decentrale overheden is de behoefte groot aan bodemkennis en aan bodemprofessionals. Dat vergt een investering in de toekomst’.

Niet sexy werkveld
En passant zien beiden dat bodem nog steeds geen sexy studierichting is. Roovers tekent daarbij aan dat dit ook te maken heeft met het geringe opleidingsaanbod tot bodemprofessional. Wel ziet hij dat de aandacht voor bodem in relevante opleidingen groeiend is. Het totaal aantal studenten dat in aanraking komt met bodem en ondergrond stijgt, zegt hij. ‘Maar bijvoorbeeld bij civiele techniek vind ik het echt problematisch, daar daalt de instroom als een tierelier. Daarentegen is er een kanteling ten goede waar te nemen bij een studierichting als Ruimtelijke Ordening. Binnen Archeologie is een andere ontwikkeling gaande. Daar wordt nu gekeken naar de vraag of uitstromende archeologiestudenten breder inzetbaar zijn te maken voor de bodem. Dat zijn natuurlijk heel bevlogen archeologen, gefascineerd door onze geschiedenis, maar ze krijgen heel veel vaardigheden mee. Denk aan het omgaan met GIS, met data, die goed inzetbaar zijn in het werkveld van bodem en ondergrond. Zo maakt bij de Antea Group vaak een aantal archeologie-werkstudenten een eerste stap in basaal bodemonderzoek’.

Veel bijdragen ‘in kind’
Roovers: ‘Naast die door Bodem+ geboden financiële ondersteuning hebben we ook veel te danken aan de bijdragen “in kind” van onze partners, zoals Saxion, NL Ingenieurs, SIKB en vele anderen. Gezamenlijk kunnen we zo jongeren enthousiasmeren voor, en verbinden aan het werk in de bodem en ondergrond. En steeds meer met succes, want zie hun toenemende aanwezigheid op bijvoorbeeld symposia van SIKB en Bodembreed. De volgende stap voor KOBO is een structurele plek te krijgen in de financiering van de kennisinfrastructuur voor de bodem en ondergrond’.

Ontwikkelen van visie en strategie
De Wilde: ‘In de eerdergenoemde bestuurlijke afspraken is ook afgesproken dat er voor 1 juli dit jaar een visie en een strategie op kennis en kennisinfrastructuur door de gezamenlijke overheden zelf opgesteld moet worden. Op basis van deze visie zullen voor de periode vanaf 2024 afspraken gemaakt worden over de inzet en omvang van het meerjarig budget voor kennis, kennisontwikkeling en kennisinfrastructuur. Naar ik hoop krijgt ook KOBO daarbinnen een plaats. Want het gaat immers om de toekomstige bodemprofessionals’.

Pilots met steunpunten
Hoe logisch die structurele plek is, bewijzen de nu nog lopende zeven pilots van de VNG met de Regionale Steunpunten. Daarin heeft de samenwerking met KOBO een plek gekregen. Roovers: ‘En verder zijn we met de verschillende bodemlectoraten – naast het echte stedelijke bodemlectoraat van Saxion zijn er ook vier “groene” lectoraten bij hogescholen – een platform aan het vormen. We hopen daarvoor ook een subsidie te gaan ontvangen om dat verder t ontwikkelen en de structurele financiering vanuit de bodem- en onderwijssectoren vorm te geven’.

Samenwerking verbreden
‘Op langere termijn gaan we ook de banden met het wetenschappelijk onderwijs verder aanhalen’, gaat Roovers verder. ‘We zijn daarin al steeds actiever, maar dat is nog te weinig gestructureerd. Datzelfde betreft de samenwerking met het MBO- middelbaar onderwijs, en zelfs met het basisonderwijs’. ‘Iets wat ook nauw aansluit bij initiatieven van Bodem+’, aldus De Wilde. ‘Zo financieren we samen met SIKB JongBodem en steunen we het KNAG waar het gaat om de Geoweek. In dit project worden jongeren tot en met vijftien jaar bewust gemaakt voor onze bodem en wat onder hun voeten zoal speelt en zich bevindt’. Roovers: ‘Ook met KNAG zie ik graag een samenwerking tot stand komen, want het gaat er om jongeren al te interesseren voor het werkveld, nog voor zij keuzes maken voor vakken die hun uiteindelijke beroepskeuze bepalen’.

Verbetering OndergrondLAB’s
Roovers heeft voor 2023 twee prioriteiten. Naast de structurele inbedding van KOBO in de kennisinfrastructuur voor bodem en ondergrond zijn dat de OndergrondLAB’s. ‘Hierin werken we binnen een regio samen met hogescholen, gemeenten en bedrijfsleven. Elk halfjaar werken studenten vanuit diverse disciplines in een meerjarig programma aan opgaven afkomstig van een of meerdere partijen. Ze kunnen daarvoor stagelopen, afstuderen of aan een praktijkopdracht werken. De organisatie van die lab’s willen we op een hoger niveau brengen. Ze moeten beter en meer structureler gaan functioneren. Daarvoor is een belangrijke rol is weggelegd voor onze ambassadeurs. Zij zijn “makelaars en schakelaars” tussen bedrijven, overheden en onderwijsinstellingen in een regio. Ze pakken maatschappelijke vraagstukken op en vormen deze om tot gezamenlijke projecten, die de maatschappelijke waarde en de nut en noodzaak van het vakgebied bodem en ondergrond aantonen.’

Ideale wereld
Roovers, nu vol op stoom, ‘In mijn ideale wereld zou het zo mooi wanneer de lab’s verbonden worden aan de Regionale Steunpunten. Zodat bijvoorbeeld praktijkvragen die in een steunpunt naar boven komen een plek krijgen in een lab. Daar kunnen studenten en begeleiders dan samen mee aan de slag’. ‘Eigenlijk, zeggen Roovers en De Wilde, ‘is dit gesprek een “Call to action”, we moeten met zijn allen aan de slag!’

Kijk hier voor meer informatie over KOBO, en over de themabijeenkomst ‘Bodemsturend, kennis over bodem’ op 7 februari a.s.