Edith Boonsma (COB): ‘We zijn toe aan wat we een “systeemsprong” noemen’ – eigen foto
Een droom
‘We krijgen twee keer meer regen en twee keer meer droogte. We gaan vier tot zes keer meer elektriciteit gebruiken. Er komen drie keer zoveel ondergrondse afvalcontainers en voor stadswarmte hebben we vijfentwintig keer meer leidingen nodig. We puzzelen ons suf, maar we krijgen het er niet in. Ik slaap er slecht van en heb nachtmerries over een situatie waarbij geldt dat wie het eerst komt, het eerst maalt en dat het drie tot vier keer te duur wordt’. Dat betoogde Marten Klein, directeur Ingenieursbureau Amsterdam tijdens het Flexival in april dit jaar. ‘Maar ik heb ook een droom. Een droom waarin we op maandagochtend met in de fabriek gemaakte kant-en-klare units een straat inrijden, alles aansluiten op de toekomst en op woensdag de straat weer kunnen openstellen en een feestje vieren met de bewoners. Deze specifieke oplossing zal het niet worden, maar we zullen hoe dan ook moeten samenwerken. Samen maken, samen plannen, informatie en kennis delen en samen investeren in innovatie. Dat kán wel, maar we moeten het wel even willen met z’n allen.’
Integrale aanpak
‘We zoeken naar een aanpak voor de maatschappelijke opgaves waar de binnenstedelijke gebieden tegenaan lopen, die ervoor zorgt dat het totaal aan daarvoor gewenste infrastructuur en andere objecten past in de ondergrond, met minimale overlast bij aanleg, beheer en onderhoud, die niet duurder uitpakt dan de huidige werkwijze en toekomstbestendig is’, schrijven de initiatiefnemers (de Bouwcampus, het COB en de gemeente Amsterdam) in hun voorstel ‘Ook ónder het maaiveld is het vol in de stad’. Bij hen hebben zich inmiddels veertien gemeenten aangesloten. Edith Boonsma, projectcoördinator, vertelt dat het project aansluit bij het COB-project ‘Common ground voor ondergrondse infra’. De eerste fase daarvan werd met het voornoemde Flexival en de woorden van Marten Klein in april afgesloten. ‘Het ontbreekt aan een overallstrategie voor de aanleg, onderhoud en beheer van de kabels en leidingen die in onze bodem liggen, gezien de grote maatschappelijke opgaven. Incrementele, geleidelijke innovatie is niet meer toereikend voor dit vraagstuk. We zijn toe aan wat we een “systeemsprong” noemen. Voor het beheer van de bodem en ondergrond is een strategie nodig die door alle belanghebbenden wordt gedeeld. Zowel de publieke als de private betrokkenen’.
Koplopergemeenten
‘Tijdens het Flexival’, verhaalt Edith Boonsma, ‘hebben de zogenoemde koplopergemeenten zich gepresenteerd die met de opgave aan de slag gaan en gezamenlijk de zoektocht aangaan naar intelligente en structurele oplossingen. Tijdens twee bijeenkomsten, waarop zowel marktpartijen, netbeheerders en andere organisaties welkom zijn, zal een innovatieteam gevormd worden. Hiervoor zijn mensen nodig met een open blik: dwarsdenkers en visionairs, vernieuwende financiers, slimme ondernemers en innovatieve technici. Ik verwacht dat er zo’n drie tot vijf innovatierichtingen dan verder uitgewerkt kunnen gaan worden. De uitkomsten worden eind dit jaar gepresenteerd aan beslissers, zodat we geen nieuwe problemen maar spannende en innovatieve oplossingsrichtingen kunnen presenteren. Begin volgend jaar starten we dan met proeftuinen, waarin deze voorstellen op hun haalbaarheid worden getest. In die proeftuinen is ruimte voor het maken van fouten, het verbeteren, het testen, maar vooral ook elkaar weten te vinden, de schuttingen te slechten. Wat we daar leren, willen we verder brengen door het maken van tools, samenstellen van expertteams en het verzorgen van masterclasses. En uiteraard ook digitaal‘.