Hoe het belang van bodem borgen in de klimaatadaptatie?
Wat
zijn de kwetsbaarheden en kansen van de bodem en ondergrond? En hoe houd je
daar rekening mee in de opgave van de klimaatadaptatie? Daarvoor is kennis
nodig vanaf het allereerste beleidsdenken tot het allerlaatste punt in de
realisatie. En daartoe zijn netwerken onontbeerlijk.
Tommy Bolleboom – eigen
foto
Optimaal borgen van het
bodembelang
Tommy
Bolleboom lijkt een duizendpoot, zoals veel van zijn collega’s binnen
Rijkswaterstaat/Bodem+. Als Senior Adviseur klimaatadaptatie en bodem
participeert hij in het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie, waarvoor hij
meeschreef aan het Deltaplan in 2017, ondersteunt daarvoor ook de RWS
vertegenwoordiging in de Stuurgroep, werkt mee aan het Nationaal
Kennisprogramma Bodemdaling, is betrokken bij de ontwikkelde stresstest en het
proces om te komen tot uitvoeringsagenda’s
binnen en buiten RWS, houdt zich bezig met het stimuleringsprogramma DPRA en zo
nog heel wat meer.
‘Het
Deltaplan Ruimtelijke adaptatie beschrijft hoe gemeenten, waterschappen,
provincies en het Rijk het proces van ruimtelijke adaptatie willen versnellen
en intensiveren. Daarvoor zijn zeven ambities benoemd. Heel breed. Mijn rol is
mede het optimaal borgen dat de bodem en ondergrond goed wordt meegenomen in de
voorgestelde maatregelen voor de klimaatadaptatie. Zo is de vitaliteit en
kwetsbaarheid van de bodem en ondergrond verweven met de ontwikkelde stresstest
en de bijdrage die het bodem- en watersysteem zelf kan hebben in het zoeken
naar oplossingen’.
Droogte meest actuele
thema
De
stresstest is voor alle overheden ontwikkeld om de kwetsbaarheden in kaart te
brengen rond wateroverlast, hitte, droogte en gevolgen van overstroming – de
vier klimaatthema’s van DPRA. ‘De droogte is nu het meest actuele onderwerp’,
vertelt Tommy Bolleboom. ‘En geldt voor het gehele land, ook daar waar je de
problemen niet zou verwachten. Niet alleen de landbouw heeft last van de
verlaging van de grondwaterstanden, ook in de steden komt een
grondwaterverlaging van 30 centimeter voor. Dat leidt onherroepelijk tot extra
bodemdaling met bijvoorbeeld scheuren in fundamenten en paalrot onder
monumenten tot gevolg. Extra bodemdaling en schade, want bodemdaling is van
altijd’.
‘Met
de resultaten van die stresstest’, vervolgt hij, ‘kunnen gemeenten,
waterschappen, provincies en wij als Rijkswaterstaat op regionaal niveau een
risicodialoog gaan voeren. Die dialoog is enerzijds gericht op
uitvoeringsmaatregelen, zoals infiltratie in plaats van drainage in stedelijke
gebieden om het grondwater op peil te houden. Anderzijds op het creëren van
draagvlak, op het betrekken van de bewoners in het betreffende gebied. En de
dialoog is bedoeld voor kennisontwikkeling en kennisuitwisseling. Er spelen van
tal vraagstukken waarvoor onderzoeken worden geïnitieerd. We willen daarin een
coördinerende rol spelen, om te voorkomen dat op allerlei plekken binnen
allerlei instellingen telkens een wiel opnieuw wordt uitgevonden’.
Het belang van
netwerken
‘Daarom
zijn netwerken zo belangrijk’, stelt Tommy Bolleboom vast. ‘En echte netwerken,
met menselijke contacten, hoe moeilijk in deze Coronatijd ook. Zij moeten
zorgen voor verbindingen, met name tussen tal van uiteenlopende disciplines. De
bodemdeskundigen moeten civiele techneuten kunnen ontmoeten bijvoorbeeld. Leren
elkaars taal te spreken, wederzijds kennis kunnen uitwisselen. Daartoe is het
ook goed te weten welke netwerken er zijn. Daar doen we nu onderzoek naar’.
‘En
ondertussen onderzoeken we natuurlijk ook allerlei mogelijke oplossingen om de
gevolgen van droogte tegen te gaan. Zoals naar de opvang van water. De
“bufferende berm” is er daar een van. Bermen langs snelwegen kunnen regenwater
opvangen, vasthouden en ten goede laten komen van het grondwater. Daartegenover
loopt een onderzoek naar grondwateroverlast, want ook dat is een actueel
klimaatprobleem. Zo kijken we naar de kwelgronden in het Veluwse massief.
Voorzien wordt dat daar in 2050 veel meer grondwateroverlast is te verwachten,
dan nu bekend is. Er kan vernattingsschade ontstaan op plaatsen waar je dat
niet wilt’.
Van beleid tot
praktijktoetsing
Het
belang is duidelijk. Dat blijkt ook uit de 200 miljoen euro die minister Cora
van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat vanaf 2021 extra investeert
in projecten die Nederland weerbaarder moeten maken tegen klimaatverandering en
weersextremen. Verder wil zij 100 miljoen euro extra uit het Deltafonds
beschikbaar te stellen voor concrete maatregelen van het Deltaprogramma
Zoetwater in de periode 2022 – 2027.
‘Naast
financiële middelen werken we ook aan het borgen van klimaatadaptatie in
standaarden (richtlijnen, protocollen en normen) voor uitvoerenden, zoals aannemers.
Daartoe is het OSKA opgericht, het Overleg Standaarden Klimaatadaptatie. Een
netwerk (ook weer een netwerk) van marktpartijen, overheden, kennisinstellingen
en organisaties die zich bezighouden met het maken van standaarden zoals
normen, leidraden, handreikingen, checklists, praktijkrichtlijnen en
protocollen.
Want
klimaatadaptatie is vaak nog niet in bestaande of nieuwe standaarden verankerd.
In de praktijk zorgt dit voor onduidelijkheid en verschillen in uitvoering. Op
basis van nieuwe projecten ontwikkelen we robuuste standaarden om
klimaatadaptieve oplossingen en aanpassingen uit te voeren in de praktijk’.
‘Zo
zijn we,’ besluit Tommy Bolleboom, ‘als Bodem+ vanaf het allereerste beleid tot
de werking in de praktijk betrokken.’