En datzelfde geldt tussen bodemwerkers en hen die zich met het klimaat bezighouden. Dat leidt tot risico’s en het missen van kansen voor wateroverlast, droogte, hitte en (gevolgbeperking) van overstromingen. Robert van Cleef en Dolf Kern lichten het project “Klimaatadaptatie meets bodem” toe. ‘De kennisopgave behoeft verbetering op twee fronten: bodem en ondergrond maken onvoldoende deel uit van klimaatadaptatie, en de aanwezige praktijkkennis kan veel beter worden benut’.
Dolf Kern en Robert van Cleef
Onlosmakelijk verbonden
‘Bodem en ondergrond is onlosmakelijk verbonden met de klimaatadaptatie’, licht projectleider Robert van Cleef toe. Hij is onder meer verbonden aan het Nationaal Kennisprogramma Bodemdaling. ‘Met het project “Klimaatadaptatie meets bodem” willen we een bijdrage leveren aan het inbrengen van bodem en ondergrond kennis in netwerken rondom klimaatadaptatie, en andersom’, vult Dolf Kern van het Hoogheemraadschap Rijnland aan. Robert en Dolf schetsen de aanleidingen voor dit onderzoeksproject. ‘Enerzijds constateren we dat de verschillende kennisterreinen, die van bodem en die van klimaatadaptatie, elkaar niet ontmoeten, en anderzijds dat binnen die terreinen ook een ongezonde afstand bestaat tussen de strategisch opererende en de meer operationeel werkende mensen’.
Doorspoelbeleid
Dolf geeft voor dat laatste een voorbeeld uit de eigen praktijk. ‘Voor het noodzakelijke doorspoelbeleid tegen verzilting in de Haarlemmermeer hadden we een studie verricht naar de beste methodiek. Toen we daarmee de boer opgingen bleken de beheerders deze al jaren toe te passen vanuit hun eigen praktijk intuïtie. Wat achter de bureaus werd bedacht bleek in de praktijk allang toegepast. Beiden refereren aan een eerder onderzoek van Twynstra Gudde waarin respondenten aangaven dat er het gevoel bestaat dat ‘het beheerdersoordeel lager wordt gewaardeerd ten opzichte van vroeger. Berekende kennis (vanachter het bureau) heeft meer de overhand’.
Elkaars taal gaan spreken
De verbinding tussen beheer en ontwikkeling moet worden gelegd, benadrukken Robert en Dolf. Daarnaast, en dat is de tweede pijler van het onderzoek, moeten de bodem- en de klimaatmensen elkaar gaan ontmoeten, en elkaars taal gaan spreken. ‘Er zijn talloos veel netwerken’, zegt Robert, ‘binnen de bodemwereld en binnen de klimaatsector. Maar die netwerken ontmoeten elkaar niet. Het zijn twee afzonderlijke domeinen, twee geheel aparte werelden, die toch echt onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en elkaar veel te bieden hebben’. Hij wijt het voor een deel aan het ontstaan van de sectoren. ‘Zo hebben veel van de bodemdeskundigen een saneringsachtergrond en moeten nog een slag maken in de omwenteling waarin de bodem niet meer als bedreiging, maar als een winst en kans om maatschappelijke opgaven zoals de energietransitie en opslag van zoet water te realiseren wordt beschouwd. Gelukkig zie je nu die brede blik wel komen’.
Praktijkgericht
Dolf wijst op de vele win-win situaties. ‘Binnen de verschillende kennisnetwerken bestaat een enorm hoeveelheid expertise en ervaring. Met dit project “Klimaatadaptatie meets bodem” onderzoeken we hoe we die kennis bij elkaar kunnen brengen. Dat doen we niet op een wetenschappelijke, maar op een heel praktische wijze. Met pilots die moeten aantonen hoe die ontmoeting tussen kennis mogelijk kan zijn, en vooral, hoe die kan beklijven. Want het heeft geen enkele zin om vertegenwoordigers van verschillen de kennisnetwerken eenmalig bijeen te brengen. Dat kan heel gezellig zijn, maar biedt geen enkele garantie voor de toekomst. We willen onderzoeken – en natuurlijk aantonen – wat de waarde is om elkaar te kunnen vinden’.
Storytelling
‘Daarom, voegt Robert er aan toe, ‘voeren we ons onderzoek werkenderwijze uit. Met een open vraagstelling en een dynamische aanpak. Het traject ligt niet vast, maar reageert op wat zich voordoet’. Dat is ook de reden, benadrukken beiden, ‘dat – naast het bieden van een handelingsperspectief voor het verbinden van praktijk- en beheerkennis – de uitkomsten van het onderzoek niet in een vuistdik rapport zullen worden vastgelegd, maar in vormen van “storytelling”, in het dissemineren van de opgedane kennis in de netwerken’. Het zojuist begonnen project moet in oktober 2020 worden afgerond.