Foto: Martin Peersmann – BRO
In stappen
‘De beleidsvoorbereiding voor Fase 2 is op 1 mei 2022 formeel gestart met het maken van een gedetailleerd van plan van aanpak voor deze fase’, legt Peersmann uit. ‘SIKB is hiervoor penvoerder en werkt samen met Geonovum (standaarden), TNO-GDN (realisatie ketensystemen) en Programmabureau BRO (wetgeving, gebruik&baten en communicatie). Bij de standaardisatie van de milieuhygiënische bodemkwaliteit (inclusief PFAS) is het uitgangspunt dat de huidige SIKB0101-standaard als basis dient voor de ontwikkeling van IMBRO/IMBRO-A standaard. Geonovum en SIKB zetten zich samen met de sector in voor de realisatie van deze standaarden. Fase 2 van het programma verloopt, net als Fase 1, in stappen (agile). In de periode 2022-2023 worden de standaarden en ketensystemen ontwikkeld. Daarna volgt in de periode 2024 – 2026 het aansluiten van de bronhouders en de migratie van de bestaande gegevens. Het programma stuurt daarbij op maatschappelijke waardencreatie – in lijn met het regeerakkoord. De hoogste maatschappelijke baten (12 miljoen euro per jaar) liggen in centrale opslag en ontsluiten van bestaande publieke en private gegevens in de BRO. Daarna volgt het opnemen van de nieuw ingewonnen data’.
Zicht op grondwater
Een ander domein in de BRO is grondwatergebruik. Onder dit domein vallen de gegevens van de grondwateronttrekkingen: van drinkwateronttrekkingen tot beregeningsputten en bronbemaling. En ook de open en gesloten bodemenergiesystemen. ‘Er was altijd de wens om zicht te houden op wie er waar grondwater onttrekt’, vertelt Peersmann. ‘Bijvoorbeeld omdat we in Nederland zorgvuldig om moeten gaan met de strategische drinkwatervoorzieningen. Die zijn kwetsbaar. Verder doen ook bodemenergiesystemen als warmte- en koudeopslag (WKO) een beroep op grondwater. Het aantal zal toenemen als onderdeel van de energietransitie en in het streven naar een aardgasloze toekomst. Maar niet alles kan overal. We moeten in ons land op basis van betrouwbare gegevens kunnen monitoren en sturen. Daarom kunnen bronhouders vanaf 1 juli ook gegevens van Grondwatergebruiksysteem (GUF) en Grondwaterproductiedossier (GPD) aanleveren aan de BRO’.
In de praktijk: 3D maakt het verschil
Het programma BRO heeft altijd zijn best gedaan om te laten zien wat kennis over de ondergrond kan bijdragen aan projecten en maatschappelijke opgaven. Peersmann: ‘Mensen vinden het vaak moeilijk om zich een voorstelling van de ondergrond te maken. Nog lastiger wordt het om gegevens over de ondergrond te interpreteren en te begrijpen. We werken daarom graag met Praktijkvoorbeelden, waarvan we er inmiddels zo’n 30 hebben gemaakt. Dat doen we altijd samen met medeoverheden, inhoudelijke domeinexperts, bedrijven uit de geosector en stakeholders in een multidisciplinair projectteam. Voor deze samenwerking wordt de Value Engineering (VE/VM) methode gehanteerd. Deze is erop gericht om eerst een functieanalyse uit te voeren en op basis hiervan zo breed mogelijk naar creatieve oplossingsrichtingen voor problemen te zoeken. Door pas later in het proces te convergeren naar de meest haalbare oplossingsrichtingen met de hoogste maatschappelijke baten wordt ongewenste tunnelvisie in het proces voorkomen. We bouwen dan op basis van de centrale vraag een GIS-viewer, meestal in 3D. Daarmee wordt de ondergrond letterlijk en figuurlijk overzichtelijk, transparant en toegankelijk. Onlangs hebben we de Praktijkvoorbeelden geëvalueerd. Een van de belangrijkste conclusies is dat de integrale gebiedsaanpak met gebruikmaking van 3D boven- én ondergrond resulteert in aanzienlijke versnelling van het planproces en de sleutel tot succes is’.
Voorbeelden
Mooi voorbeeld is de kracht van GIS bij de Omgevingsvisie van Lisse, dat zelfs tot een handleiding heeft geleid. ‘Hier werd duidelijk dat er veel te veel beleidswensen waren die allemaal ruimte nodig hebben’, legt Peersmann uit. ‘Door met elkaar om tafel te zitten en alle plannen over elkaar te zien, werd snel duidelijk dat het anders moet. Bij het onderwerp klimaatadaptatie leidde dat tot een andere aanpak van een plek met wateroverlast, dan de gemeente van plan was. Ook het voorbeeld Zalmhaventoren in Rotterdam geeft veel inzicht. Daar hebben we Augmented en Virtual Reality toegepast. Door letterlijk onder de grond te kijken, werd het gesprek met de vele stakeholders over complexe ondergrondvraagstukken gerichter en de ruimtelijke inrichting van de ondergrond makkelijker’.
Zalmhaven in 3D – beeld BRO
Toekomst
‘We zijn nog lang niet klaar met de BRO’, voorspelt Peersmann. ‘We zien in onze media-analyse dat de aandacht in de media voor bodem en ondergrond sinds 2015 meer dan verdubbeld is. Dat vind ik een mooi resultaat, want de ondergrond is voor het oplossen van de huidige ruimtelijke vraagstukken belangrijk. Boven- en ondergrond zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en moeten integraal bekeken worden om betere keuzes te kunnen maken. Daar moet echt iedereen zich van bewust zijn. We moeten daarom gaan nadenken met welke gegevens we de BRO nog meer gefaseerd uitbreiden. Denk aan kabels en leidingen, aan niet gesprongen explosieven of aan archeologie. Zoals het parlement al in 2015 aangaf: van basisregistratie ondergrond naar registratie van alle ondergrondse gegevens. Vergelijkbaar met de kernregistratie ondergrond van de Gemeente Rotterdam.’