Judith van de Mortel – eigen foto
Ander bodembeheer
Judith van de Mortel is een van de weinige lectoren in Nederland die zich bezighouden met duurzaam bodembeheer. In haar geval specifiek op het biologische aspect van de bodem. ‘Het gaat om de interactie tussen plant en bodem die de bodem duurzamer en vitaler moet maken’, licht ze toe. ‘Future farming: de plant vertelt hoe de bodem er voor staat en andersom. Dat leidt tot een ander beheer van de bodem. Niet meer koste wat het kost bepaalde gewassen willen laten groeien, maar zoeken naar dat wat op die specifieke locatie het beste tot zijn recht komt. Dat vraagt uiteindelijk om bewustwording binnen de hele keten, met name aan het eind bij de retail en de consument. Alles zo goedkoop mogelijk willen aanbieden en consumeren kan niet meer. De daarvoor benodigde omslag in ons denken moet op allerlei plaatsen gebeuren, zo ook binnen het onderwijs. Jongeren moeten die kennis ontwikkelen en vervolgens uitdragen, binnen de familie, de vriendenkring en uiteindelijk binnen hun werk’.
Flexibel en adaptief
‘Binnen het Kenniscentrum bodem’, vervolgt Judith van de Mortel, ‘dat we nu samen met de Provincie Noord-Brabant, de Limburgse Land- en Tuinbouwbond en het Waterschap Limburg opzetten, gaat duurzaam bodembeheer een belangrijk deel van het programma vullen. Het onderwijs wordt op een flexibele en adaptieve wijze aangeboden. Vraag- en themagericht dus. Afgestudeerden (MBO, HBO en WO) krijgen onder meer een twee jaar durend traineeship aangeboden dat een koppeling geeft van vier dagen praktijk en een dag onderwijs. ‘s-Hertogenbosch is de eerste locatie voor het te vestigen kenniscentrum. Hopelijk snel gevolgd door een vestiging in Limburg’.
Sexy imago
‘Kennis is één, beeldvorming twee’, zegt Judith van de Mortel. ‘Bodem heeft helaas nog steeds last van een geiten wollen sokken imago. Het is niet sexy. Dat beeld moet en begint ook wel te kantelen. De rol van de bodem en ondergrond in ons leven is niet langer meer te negeren. Ik ben er een sterk voorstander van daar op alle leerniveaus aandacht aan te schenken. Wat KOBO nu ontwikkelt, een lijn van het hoger onderwijs naar het wetenschappelijk onderwijs, moet een tweede lijn krijgen, naar het middelbaar onderwijs. Uiteindelijk zie ik een doorlopende leerlijn voor me rond het thema bodem. Met daarbinnen aandacht voor de samenhang tussen agrarische aspecten, de leefomgeving en onze infrastructuur. Alleen een vitale bodem kan de basis vormen voor een ecologische stabiliteit. En alleen zo is een duurzame gewasproductie mogelijk.’