Douwe Jonkers – eigen foto
Dilemma voor het Rijk
‘De aanstaande Omgevingswet vereist voor lokale overheden een robuuste kennisinfrastructuur voor bodem en ondergrond’, vertelt Douwe Jonkers. ‘Die is noodzakelijk omdat de bodem en ondergrond meer en meer meebepalend worden in de ruimtelijke ordening, in gebiedsgerichte visies en plannen. Dat vraagt om bewustwording bij de plannenmakers en besluitvormers, dat vraagt om goede opleidingen en onderwijs, dat vraagt om kennisborging en kennisverspreiding en dat vraagt om vraag-gestuurde kennisontwikkeling en kennistoepassing. Dan sta je als rijksoverheid gelijk voor een dilemma. Het Rijk is hierbij systeemverantwoordelijk, maar wil tegelijk niet bevoogdend optreden richting de lagere overheden die een steeds belangrijkere rol krijgen toebedeeld’.
Voldoet de huidige structuur?
‘In de komende anderhalf jaar’, vervolgt Jonkers, ‘willen we samen met decentrale overheden, kennisinstellingen en andere betrokken partijen allereerst een inhoudelijke analyse maken van de bestaande kennis- en informatiestructuur rond bodem en ondergrond. Daarna volgt de bestuurlijke besluitvorming. Dat zal zo rond de zomer van 2020 zijn. Het voornemen daartoe zal binnen enkele weken in een Beleidsbrief bodem en ondergrond van de minister en de staatssecretaris van IenW aan de Tweede Kamer worden genoemd’.
‘In de inhoudelijke analyse waarmee we nu zijn gestart gaat het om de vraag: Voldoet de bestaande kennis en informatiestructuur voor bodem en ondergrond voor decentrale overheden en hun adviseurs? Is de bestaande structuur in staat om, als voorbeeld, een wethouder te ondersteunen wanneer deze moet besluiten over het verlenen van een vergunning in het kader van de Mijnbouwwet? Is die kennis onafhankelijk?’
Misschien een ‘STOBO’?
‘Die analyse zou ertoe kunnen leiden om te besluiten de bestaande structuren te continueren en de ondersteuning van partijen, zoals bijvoorbeeld opgebouwd rond Bodem+ in het kader van het Bodemconvenant, maar denk ook eens aan een meer recent initiatief als het ‘Veluweberaad’, te intensiveren’.
‘Een alternatief zou kunnen zijn om te komen tot een andere structuurvorm. Je zou bijvoorbeeld kunnen denken aan de wijze waarop de waterschappen kennis ontwikkelen, borgen en verspreiden. Hun Informatiehuis Water en de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA) kunnen een inspirerend voorbeeld zijn. Weliswaar is de bodem en ondergrondwereld veel complexer georganiseerd dan de waterwereld, maar het lijkt zinvol te verkennen of een “STOBO” en/of een Informatiehuis voor bodem en ondergrond meerwaarde zou kunnen hebben’.
Dossiers, organisaties en rollen
Via werksessies met partijen die bij bodem en ondergrond zijn betrokken moeten we onder andere duidelijk maken bij welke dossiers de te voorziene kennisstructuur moet aanhaken, zoals klimaatadaptatie, energietransitie en circulaire economie. Een eerste werksessie heeft voor de zomer plaatsgevonden en vanaf dit najaar willen we dit een breder vervolg geven. Verder moeten de bestaande organisaties en organisatiestructuren goed in beeld worden gebracht, variërend van een Geologische Dienst NL, de BRO tot de diverse kennisinstituten en adviesbureaus. Ook de verschillende rollen, de lopende projecten en – niet onbelangrijk – de vormen van communicatie moeten in beeld komen. ‘Alles is daarbij gericht’, aldus Douwe Jonkers, ‘om kennis naar de praktijk te brengen en kennis te laten benutten door decentrale overheden.’