‘De rode draad in mijn werk is mensen en inzichten bijeen te brengen, omdat ik ervan uitga dat mensen met elkaar tot meer in staat zijn dan ieder afzonderlijk’, vertelt Marcel Koeleman. ‘Waaraan vooraf gaat dat eenieder inzicht heeft gekregen in de verschillende belangen en voldoende ruimte ziet om daarbinnen te bewegen’.
Marcel Koeleman – eigen foto
Toekomst bodembeheer
De aanleiding voor het projectvoorstel ‘Bodembeheer in de Toekomst’ is ‘de Omgevingswet en de introductie van haar kerninstrumenten, maar ook in de noodzaak om concreet invulling te kunnen geven aan de grote opgaven in de fysieke leefomgeving, waar we nu voor staan. Deze opgaven zijn afhankelijk van een gezonde bodem en kunnen effecten hebben op de bodem. Daarbij zal bodem een onderdeel zijn van de integrale fysieke leefomgeving. Dit is een stevige verandering ten opzichte van de huidige situatie, waarin de aandacht voor bodem in organisaties en wetgeving vooral sectoraal was en gericht op de chemische bodemkwaliteit’.
‘Met het sectorale was lange tijd niets mis’, licht Marcel Koeleman het projectvoorstel toe. ‘Het heeft de afgelopen 30 jaar – en dan praat je met name over de tijd van de saneringen – de bodem in chemische zin op orde gebracht. Het heeft de basis gelegd om als samenleving er nu anders, en veel beter gebruik van te kunnen gaan maken. De voormalige terreinen van de Rotterdamse gasfabrieken zijn bijvoorbeeld niet alleen gesaneerd, maar ook getransformeerd tot parken en sociale voorzieningen. Nu staan we voor de opgave interdisciplinair verder te gaan werken. Daar heb je andere expertises en andere mensen bij nodig. We zullen vanuit ons vakgebied verbindingen moeten gaan leggen. Over schuttingen leren kijken. Dat vormt voor mij een rode draad in mijn werk. De ambiance creëren waarbinnen dat kan. Goede sfeer, goede programmering, goed het gemeenschappelijke belang neerzetten. Vaak door andersom te denken. Vraaggericht. Wat zijn de dossiers van die andere disciplines? Waar zitten daarin, vaak nog niet ontdekte, aanknopingspunten met het werkveld van bodem en ondergrond? Dat vraagt om een professionele empathie voor andere expertises’.
Nieuwe samenwerking
‘Ik trek die rode draad door naar de Omgevingswet. Die veel kansen biedt en eveneens aanleiding is tot behoorlijk wat spraakverwarring. Veroorzaakt doordat er teveel aan elkaar wordt geknoopt. De decentralisatie, als een belangrijk issue, de verschuiving van wettelijke taken, en tegelijk de continuering van de klassieke bodem-chemische taak omdat die eenvoudigweg nog niet gereed is. De Omgevingswet voorziet in een hernieuwde positionering van de verschillende overheden en verwacht samenwerking daartussen. Maar de wet laat open hoe en bij wie het initiatief ligt. En werkt zaken niet uit. De zorgplicht bijvoorbeeld. Vertaal dat naar het PFAS-dossier, om maar een voorbeeld te geven, en de suggestie “de overheden komen er samen wel uit” is makkelijker gezegd dan gedaan, zo blijkt. De ambitie, of het vermogen om voor deze en andere problemen gezamenlijke verantwoordelijkheid te organiseren, ontbreekt nog teveel. Je mag dan niet alleen kijken naar de lagere overheden. Immers veel ervaring, kennis en kunde bevindt zich juist bij de vanouds betrokken overheden zoals Rijk en provincies en de daarmee verbonden kennisinstituten als RIVM. Stel je toch voor wanneer je als gemeente op 2 januari 2021 de voordeur opent en de invasie van vragen, meldingen en dergelijke ziet binnenstromen. Verwacht je dat dan iedereen voldoende geëquipeerd is om daar antwoord op te geven?’
Pro-actiever
Dat brengt hem op zijn rol bij de SIKB. ‘Het belang van de schemabeheerder, en die van het kennisinstituut, wordt veel groter. De wetgever legt veel neer bij privaat-rechterlijke regelingen zoals standaarden, technische normen en certificering. Core-business van SIKB dus. Maar veel belangrijker is de kennis die voor die standaarden aanwezig is. Veel meer bevoegd gezagen, van pak ‘em beet 40 naar zo’n 380, zullen vragen gaan stellen. En, anders dan voorheen, zullen op die vragen in een andere “taal” antwoorden moeten worden gegeven. Want er zullen minder specialisten bij de bevoegd gezagen zijn. Meer mensen die aan een groot aantal verschillende dossiers geacht worden te werken. De communicatie zal hier meer rekening moeten houden om in beeld te blijven, ook veel pro-actiever’.
Bijsluiter
Het recente SIKB Jaarcongres had als thema 2031. Hoe ziet het werkveld van bodem en ondergrond dan uit? Marcel Koeleman: De Omgevingswet is dan drie jaar van kracht. Het zal tot meer verandering hebben geleid dan, diezelfde periode van twaalf jaar juist terugkijkend, naar 2007. De veranderende wetgeving zorgt voor de grootste veranderingen. Met, naar ik hoop en verwacht, in 2031 een werkelijke andere “common sense” in ons doen en laten als het gaat om de bodem en ondergrond. Was de Wet Bodembescherming nog heel erg opgesteld vanuit de gedachte “de overheid lost het voor u op” – wat heeft bijgedragen aan een zeker comfort en daarmee ook aan een zekere verwendheid – de Omgevingswet maakt echt iedereen verantwoordelijk voor een gezonde leefomgeving. Participatie en daarmee de democratisering leidt tot een groter mede-verantwoordelijkheidsgevoel, essentieel voor een goed beheer en gebruik van de natuurlijke hulpbronnen’.
‘Daar is’, besluit Marcel Koeleman, ‘nog wel veel inzicht nodig. Om elke burger en elk bedrijf “empowered” te krijgen in relatie tot onze bodem en ondergrond is een volledige, goed leesbare en voor iedereen begrijpelijk bijsluiter nog hard nodig. Met onder meer het project Bodembeheer van de Toekomst gaan we daar een belangrijke stap toe zetten.’