‘Het wordt de hoogste tijd dat Nederland een bodemcommissaris krijgt, die net als de Deltacommissaris een integraal beleid kan ontwikkelen’. Dat stelt Ton Breure op persoonlijke titel vast. Werkzaam voor het RIVM loopt hij op tegen de versnippering in beleid, zeker waar het de Nederlandse bodem betreft.
Slechten van schotten
Ton Breure vertegenwoordigt het RIVM in het Expertisenetwerk Bodem en Ondergrond, en neemt bijvoorbeeld ook deel aan het Dutch Soil Platform, waar een groot aantal kennisinstituten en twee ministeries in participeren. Op de vraag wat 2020 het RIVM, in casu hemzelf, gaat brengen komt een boeiende reeks onderzoeken als antwoord. En de hartenkreet dat er eindelijk iets gedaan moet worden aan de vele schotten die een integraal bodem en ondergrondbeleid in de weg staan. ‘Binnen het Dutch Soil Platform hebben we de ministeries van Landbouw en van I en W het idee voorgelegd om een Bodemcommissaris aan te stellen. Deze zou de diverse beleidsvraagstukken, die tenminste vier ministeries betreffen (ook nog EZK en BZK), aan elkaar kunnen verbinden. Iets wat voor een gezond bodembeheer hoognodig is.
Opnieuw meten
Het streven naar een gezond bodembeheer komt voor Ton Breure ook terug wanneer het gaat om de Zeer Zorgwekkende Stoffen. ‘Afgelopen jaar werden we geconfronteerd met de PFAS- en de stikstof crisis. Dat kan zich zomaar herhalen, met nieuwe schadelijke stoffen. Daar willen we meer systematisch op kunnen reageren en ontwikkelen daarvoor nu vaste procedures. Maar we gaan, en mogen vooral, ook weer meer metingen doen. Bijvoorbeeld van stikstof in natuurgebieden. Van 1980 tot 2014 deden we dat structureel in het Trendmeetnet Verzuring en toen werd dat door het ministerie beëindigd. Waarbij het natuurlijk heel jammer is dat we een cesuur hebben van zes jaar, en de meetapparatuur opnieuw moet worden geïnstalleerd’.
Majeure operatie
Een ander project waarmee Ton Breure dit jaar druk is, is de conversie van de Wet Bodembeheer in de Omgevingswet. ‘Het gehele instrumentarium moet worden aangepast en deels ook voor nieuwe gebruikers toegankelijk worden gemaakt’, vertelt hij. ‘Neem bijvoorbeeld de RisicotoolboxBodem, die afgestemd moet gaan worden met de andere beleidsterreinen waarvoor de Omgevingswet gaat gelden, zoals de grondwaterkwaliteit. De voorgestane integraliteit van de Omgevingswet moet in al die verschillende instrumenten worden verwerkt, en dat is een majeure operatie’.
Grond of bouwstof
‘Wat ik verder een bijzonder boeiend onderzoek vind, is het vinden van een antwoord op de vraag wat we met onze thermisch verontreinigde grond aan moeten. Is het huidige beleid hoe daarmee om te gaan nog wel houdbaar? De voorraad is gigantisch, en er wordt gezocht naar een verantwoorde en nuttige toepassing. De vraag is, of het als bodem of toch als bouwstof moet worden aangemerkt. Het is een vraagstuk dat onderdeel vormt van onze wens naar een circulaire economie. Hergebruik van gereinigde grond stelt hoge kwaliteitseisen, omdat het weer gebruikt moet kunnen worden als bodem, en een nuttige bijdrage moet leveren aan bijvoorbeeld de ontwikkeling van natuur en de aanleg van infrastructuur en gebouwen, zonder gevaren voor gezondheid en (grond)waterkwaliteit en voor de belangen van verschillende maatschappelijke partijen en overheden, die allemaal gebruik maken van dezelfde bodem.
Het duurzame beheer van de bodem kan pas echt gestalte krijgen, als de belangen, opgaven en verantwoordelijkheden van vier ministeries, de gemeenten, provincies en de waterschappen optimaal op elkaar worden afgestemd. Vandaar – en het is maar één voorbeeld – mijn pleidooi voor een Bodemcommissaris die het hele speelveld overziet en de bevoegdheid heeft verschillende partijen bij elkaar te brengen.’