De versterking van de publieke sturing, onderdeel van de verbeteringen aan het Kwalibo-stelsel (Kwaliteitsborging in het bodembeheer), en de winning van oppervlaktedelfstoffen zijn de twee grote dossiers waar Arthur de Groof aan werkt, sinds juni van dit jaar werkzaam bij het ministerie van IenW.
Arthur de Groof – eigen foto
Veel nieuwe energie
Kort voor de zomer maakte Arthur de Groof zijn overstap naar het ministerie bekend. Meer dan 20 jaar werkte hij bij Sweco en was vandaaruit vanaf de oprichting voor een deel van zijn tijd gedetacheerd bij SIKB. ‘Het aanbod om nog een aantal jaren, waarschijnlijk tot mijn pensionering, als senior-beleidsmedewerker aan enkele majeure dossiers te gaan werken, kon ik niet weerstaan’, vertelt hij. ‘De nieuwe werkplek biedt mij veel plezier, en veel nieuwe energie. De dossiers zijn complex en raken veel partijen, wat mij zeer aantrekt. Daarnaast zijn de discussies binnen het ministerie inhoudelijk zeer diepgaand. Het niveau van de gesprekken, tot en met die aan het koffieapparaat, ligt hoog’.
Een van de verbetersporen
De twee genoemde dossiers vragen ongeveer 80 procent van zijn tijd, licht hij toe. Daarnaast levert hij kleinere bijdragen aan andere aandachtsvelden, ‘Het Kwalibo-stelsel is het ene grote dossier. De voorgestelde verbeteringen, zo’n veertig in totaal, zijn verdeeld over drie sporen. Een van die drie is de versterking van de publieke sturing op het stelsel. Dat varieert van, waar nodig, het verbeteren van de inhoud van normdocumenten, tot het voorkomen van belangenverstrengeling, of de schijn daarvan. Denk daarbij aan bedrijven met meerdere erkenningen. Een aannemer die zowel opdrachten voor bodemsaneringen op zich neemt, als zich bezighoudt met grondbewerking. Daarbij zouden belangen door elkaar heen kunnen gaan lopen. Met de verbeteringen van het Kwalibo-stelsel willen we dat zoveel mogelijk voorkomen – waar dat al niet is vastgelegd in bijvoorbeeld de BRL’s van SIKB’.
Breed spectrum
‘Ik noem bewust SIKB, omdat de voorgestelde maatregelen kunnen leiden tot aanpassingen in de regelgeving, maar bijvoorbeeld ook daar kunnen landen. Wat dit hele traject voor mij zo uitdagend maakt is dat het spectrum veel breder is dan ik ooit eerder heb gedaan. Vanuit SIKB werkte ik al samen met bijvoorbeeld Rijkswaterstaat, de Inspectie voor Leefomgeving en Transport, de Certificerende Instellingen en de certificaathouders, maar ik moet nu met veel meer rekening houden’.
Zand en grind
‘Mijn tweede grote dossier betreft dus de winning van oppervlaktedelfstoffen, met name zand en grind. De bouwsector heeft hier heel veel van nodig, zoals voor de productie van beton of het leggen van ophogingen. Het zijn natuurlijke grondstoffen, die vaak gewonnen worden in oppervlaktewater. Bijvoorbeeld de grote rivieren en hun uiterwaarden voor klei, grind en beton- en metselzand. De Noordzee vooral voor zand om de kust te versterken. Bij elkaar gaat het om tientallen miljoenen tonnen per jaar’.
Nationale Omgevingsvisie
‘Voor die winning lopen gaandeweg veel vergunningen af. Nieuwe concessies kunnen niet zomaar worden afgegeven. Dat is een lang traject, met veel aandacht voor de Nationale Omgevingsvisie. Die schrijft voor dat de winning van delfstoffen betrouwbaar, betaalbaar, ecologisch haalbaar en veilig moet kunnen plaatsvinden. Daarom wordt de winning vaak gecombineerd met andere functies, zoals de verruiming van rivieren of de ontwikkeling van nieuwe natuur. Daarnaast komen in de bouw ook afwegingen aan de orde als: kan de bouw plaatsvinden met bijvoorbeeld hout, in plaats van beton? Het gaat er nu dus om welke keuzes we over de bouwstoffen moeten maken, en met welke motiveringen.’
Landelijke integrale afweging
‘Er is een scenariostudie verricht, die een aantal ontwikkelingen in de bouw tot 2050 in beeld brengt. Daarbij is gekeken naar de vraag naar oppervlaktedelfstoffen, zowel kwalitatief als kwantitatief. Onder meer de resultaten van deze studie moeten volgend jaar, 2024, een landelijke integrale afweging mogelijk maken ter onderbouwing van de te maken keuzes. Waarbij grote belangen een rol spelen. Economische belangen natuurlijk, maar ook het milieu of, om maar een andere te noemen, de omgeving. Want die winning van delfstoffen gebeurt met grote machines en zijn hoe dan ook grote ingrepen in het landschap’.
Advies aan bewindspersonen
‘Dat vergt onder andere een doorwrochte overlegstructuur, maar ook op onderdelen nieuwe onderzoeken en daaromheen een goede planning. Dat gehele traject ligt op mijn bureau. Als projectleider overleg ik daarom veel met interne betrokkenen, maar ook met vertegenwoordigers van andere ministeries, van provincies, brancheorganisaties etc.. Uiteindelijk moet dat leiden tot een advies aan beide bewindspersonen, wat voor mij een extra dimensie is’.
EU Bodemmonitoringsrichtlijn
‘En dan lever ik nog wat kleinere, maar niet minder interessante, bijdragen aan andere dossiers. Zoals de bedrijfseffectentoets, als uitvloeisel van de deze zomer gepresenteerde EU Bodemmonitoringsrichtlijn. Voor de Nederlandse reactie daarop is het belangrijk te weten wat het monitoren van de bodemkwaliteit het bedrijfsleven opbrengt en kost’.
Directie Bodem, Ruimte en Klimaatadaptatie
‘Dit alles en best nog wel wat meer, doe ik in een leuk, klein team van vijf personen dat werkt aan de kwaliteitsborging bij bodembeheer. We werken nauw samen met de twee andere teams binnen de afdeling Bodem. Gezamenlijk zijn wij onderdeel van de directie Bodem, Ruimte en Klimaatadaptatie die valt onder het Directoraat-generaal Water en Bodem, waar in totaal zo’n 250 mensen werken.’