Roel Valkman – eigen foto
Kennisdoorwerking
Kennisdoorwerking is een belangrijke pijler van het Uitvoeringsprogramma Bodem en Ondergrond. Daarbij wordt kennisdoorwerking gedefinieerd als ‘het toegankelijk maken, delen, verspreiden en toepassen van ontwikkelde kennis voor met name overheden.’ Met erbij de aantekening dat het ook belangrijk is dat kennis komt bij bijvoorbeeld kennisinstellingen, onderwijs en private partijen – de praktijk. Maar komt de ontwikkelde kennis daar waar deze nodig is? Die onderzoeksvraag legde het Uitvoeringsprogramma Bodem en Ondergrond voor aan Twynstra Gudde. ‘Het is een klassieke kennismanagement vraag’, zegt senior adviseur en onderzoeksleider bij Twynstra Gudde Roel Valkman: ‘Wat gebeurt er met de ontwikkelde kennis? Wordt deze nieuwe kennis benut? Dat gaan we de resterende tijd van het uitvoeringsprogramma Bodem en Ondergrond meten en, waar nodig, doen we suggesties voor verbetering’.
Kennis stroomt in alle richtingen
Het nu lopende onderzoek is een vervolg op een eerder verrichtte studie van Twynstra Gudde getiteld Context- en probleemanalyse Kennisdoorwerking Bodem en ondergrond. In die studie wordt het vraagstuk van kennisdoorwerking gereframed. Kennisdoorwerking gaat over het in praktijk brengen van nieuwe kennis. Echter, kennis stroomt daarbij niet in één richting van kennisontwikkelaar naar kennisgebruiker, maar stroomt in alle richtingen waarbij iedereen kennis ontwikkelt én gebruikt. Alexander Rinnooy Kan heeft het eens mooi samengevat: ‘Kennis is de enige grondstof die toeneemt bij uitputtend gebruik.’
Vitale netwerken
‘Essentieel zijn’, aldus Valkman, ‘vitale netwerken waarin professionals elkaar ontmoeten en kennis delen. Terecht dus dat het Uitvoeringsprogramma Bodem en Ondergrond in het resterende deel van het programma inzet op het ondersteunen van netwerken rondom opgaven zoals bodem en ondergrond in de Omgevingswet en nieuwe bedreigende stoffen. Wij volgen een jaar lang de netwerken rondom het programma en kijken hoe de kennisdoorwerking in deze netwerken is georganiseerd en, belangrijker nog, of er in praktijk sprake is van kennisdoorwerking.’
Vormen van kennis
‘Hoe meet je kennisdoorwerking in een netwerk? Dat is een spannende vraag en het eerste deel van het onderzoek richt zich op het beantwoorden van die vraag. Hierin ontwikkelen we een vitaliteitsscan aan de hand van vier netwerken. Als de vitaliteitsscan werkt, passen we deze ook toe op andere netwerken rondom het Uitvoeringsprogramma. In de scan maken we in ieder geval onderscheid tussen expliciete en impliciete kennis. Expliciete kennis is feitelijk, deelbaar en gemakkelijk overdraagbaar, via bijvoorbeeld publicaties en congressen. Impliciete kennis is lastiger overdraagbaar, is minder overzichtelijk, want deze is gebaseerd op (eigen) ervaringen, waarden, proefondervindelijke bevindingen en intuïtie. Tussen expliciete en impliciete kennis is geen “harde” scheidslijn te trekken tussen. Impliciete kennis kan expliciet worden gemaakt, wanneer iemand vertelt over zijn ervaringen. Het onderscheid tussen expliciete en impliciete kennis is relevant voor kennisdoorwerking. Veel kennis(vragen) van praktijkmensen in het bodem en ondergrondwerkveld zijn impliciet en geworteld in de context.’
Gereedschapskist
Behalve die vitaliteitsscan, die ook voor andere geïnteresseerden beschikbaar komt, levert dit onderzoeksproject ook een ‘gereedschapskist’ op. Deze ‘kist’ gaat een aantal interventie-instrumenten bevatten die kennisdoorwerking in netwerken kan versterken.