Anne Mollema is namens de Unie van Waterschappen toegetreden tot het bestuur van de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB). Mollema (1958) is in zijn dagelijks werk heemraad bij het Waterschap Hollandse Delta. De aandachtsvelden in zijn portefeuille daar – de Waterketen, Duurzaamheid, PFAS en Digitale transformatie – zijn ook zaken die belangrijk zijn voor SIKB.
Anne Mollema – eigen foto
Behoud voor de toekomst
‘Kun je het land behouden voor de toekomst’, is de allesomvattende vraag die Mollema zich stelt, als heemraad en als bestuurslid van SIKB. ‘Duurzaamheid heeft van kinds af aan mijn fascinatie. Als dertienjarige zat ik al verdiept in het rapport van de Club van Rome. Later, werkzaam in de tropen, maakte ik tropische stortbuien mee waardoor huizen en scholen instortten. Dat is de vernietigende kracht van de natuur. Tegelijk heeft de natuur ook een enorme bouwende kracht. Met al zijn voedingsstoffen, mineralen en niet te vergeten klei en zand – waaraan ons land zijn bestaansrecht dankt. Met die twee krachten van de natuur moeten we zeer zorgvuldig omgaan’.
Bodem- en waterconservering
Mollema studeerde aan de Landbouwuniversiteit met als specialisatie bodem- en waterconservering. Werkte eerst jaren in de tropen, later bij een milieuadviesbureau, waarvoor hij onder andere bodemonderzoeken en -saneringen verzorgde, stapte daarna over naar de gemeente Rotterdam en was daar onder meer verantwoordelijk voor het bodemsaneringsprogramma en voor ‘Bodem in Beeld’, waarvoor de 50.000 potentieel verontreinigde locaties binnen de stad in het Geografisch Informatie Systeem moesten worden ingevoerd. En passant deed hij daarmee veel ervaring op met digitalisering. Kennis die hij goed kan gebruiken bij het waterschap, en nu ook binnen SIKB.
Klimaatveranderingen bedreiging voor archeologie
Naast kennis van de bodem en het milieu, en ervaring met het ontsluiten van digitale informatie, heeft Mollema ook veel affiniteit met het archeologische werkveld. ‘Op de lagere school voorspelde de leraren mij een toekomst als professor in de geschiedenis’, lacht hij. ‘Want in het Rotterdamse werkgebied, en nu in Dordrecht en omgeving, stuit je op enorm veel erfgoed in de bodem. Hoe dat te behouden, is een grote, actuele opgave. De klimaatveranderingen vormen tal van bedreigingen, waaronder voor de archeologie. Denk aan de dalende grondwaterstanden, een zorg die ons als waterschap ook raakt’.
Bodem en water vormen één continuüm
‘Bodemverontreinigingen bedreigen ook de kwaliteit van het water. Bodem en watersystemen vormen één continuüm, en daar hebben wij dus een belang. Vandaar mijn, en onze aandacht voor de Zeer Zorgwekkende Stoffen, zoals PFAS. Een belangrijke uitdaging voor de waterschappen is dan ook om de waterzuivering toekomstbestendig te maken. Veel van die assets zijn verouderd en aan onderhoud toe. Moeten gaan voldoen aan veel zwaardere eisen. Dus schoon zijn van verontreinigingen door resten van medicijnen, of stoffen als PFAS. Zodat het een bron kan zijn voor zuiver drinkwater, of water dat geschikt is voor landbouw, voor recreatie en noem maar op’.
Inzet van data
‘Dat brengt niet alleen hoge kosten met zich mee, maar ook vraagstukken rond de bediening van die apparaten. Hebben we daar nog wel voldoende deskundige handjes voor – een vraag die vrijwel alle maatschappelijke sectoren zich stellen. Daarom zullen we dingen slimmer moeten gaan doen. Dus gebruikmaken van digitale middelen. Van ontwikkelingen als Artificial Intelligence moet je tegelijk open staan voor de mogelijkheden die het biedt en natuurlijk ook heel kritisch naar kijken. Dan komt ook de uitwisseling van data in beeld; een belangrijk aandachtsveld ook binnen SIKB. Is de informatie leesbaar voor anderen, is het uitwisselbaar? En wat voor betekenis hebben die data, is daar sneller en slimmer van te leren? Het gaat niet alleen om het kunnen raadplegen, maar over de betekenis, welke conclusies kan ik eruit trekken, hoe kan ik hierop beleid maken, welk handelingsperspectief bieden die data?’
Voldoende leereffect?
Hij trekt een parallel naar SIKB. ‘Al die protocollen en richtlijnen hebben een doel. Zijn ze efficiënt, zijn ze effectief, hebben ze voldoende samenhang? En uiteindelijk: wérken ze voor ons – voor het gehele werkveld van bodem, ondergrond en archeologie? De uitvoerders, de ondernemers, de beleidsmakers en de bestuurders. En hebben ze voldoende leereffect? Leer je van al die kennis en kunde die in die documenten is vervat, en wel zodanig dat je een handelingsperspectief wordt geboden? Zijn ze direct toepasbaar? Alleen dan hebben ze voldoende maatschappelijke houdbaarheid. Het gaat er niet om “ik heb het opgeschreven, dus het bestaat”, nee, het gaat erom, “kan ik er wat mee in de praktijk?” Binnen SIKB komt dat mooi samen. Daar waar overheden, bedrijfsleven en wetenschap samenwerken aan het ontwikkelen van kennis en aan het reflecteren er op. Op de vraag: dragen we met onze protocollen voldoende bij aan het maatschappelijke doel: een schone, vitale bodem en ondergrond. Want daarin ligt ons verleden, heden en tegelijk onze toekomst.’